In mijn zevenentwintigste levensjaar, in 1975, werd ik geheel doof. Ik behoor dan ook tot de groep plots- en laatdoven. Vier jaar voor ik doof werd, was ik filiaalmanager geworden van twee winkels in zoetwaren te Katwijk aan Zee. In eerste instantie was ik eigen ‘ondernemer’. Maar na een paar jaar kreeg ik de keus om in loondienst te komen of te vertrekken (de belastingdienst vond namelijk dat we geen eigen ondernemer waren). Het was net de tijd dat mijn gehoor me parten begon te spelen, dus koos ik ervoor om in loondienst te gaan. Verdeeld over twee winkels had ik 10 tot 15 ‘man’ personeel.

Toen ik vrijwel van de ene op de andere dag geheel doof werd, kwam ik in een diep dal terecht. De KNO-arts zei dat ik er maar mee moest leren leven en verwees mij naar een logopedist. Daar heb ik 4 jaar lang leren spraak afzien. “Aan gebaren heb jij niets”, zij de logopedist, “want de klanten kennen geen gebarentaal.”

Na de mededeling van de KNO-arts bleef ik maar één week thuis, want de zaken moesten door draaien en mijn vrouw was net bevallen van een tweeling. Ikzelf, maar ook het personeel en de klanten, waren gewend om op een normale manier te communiceren. Contacten met collega’s, vergaderingen en telefoneren liepen vooral de eerste maanden via een verkoop medewerkster. Ik nam haar mee naar vergaderingen en zij schreef alles op wat er gezegd werd. Het doorgeven van bestellingen en telefonisch contact met het hoofdkantoor verliep ook via een verkoopmedewerkster. Dat gaf bij mij wel frustraties, omdat als je iemand verteld wat deze moet zeggen, het vrijwel altijd anders overkomt dan dat je het zelf doet.

Na ruim een half jaar was het tot het hoofdkantoor doorgedrongen dat er een dove man als filiaalmanager werkte. Ik werd dan ook uitgenodigd voor een gesprek. Van tolken had ik toen nog niet gehoord en ik moest/ wilde het alleen opknappen. Ik kwam tegenover drie heren te zitten. Het eerste wat men aangaf, was: “Wilt u geen instrumentenmaker worden?” Ik was verbaasd en zei: “Waarom moet ik instrumentenmaker worden?” “Zijn er klachten van de klanten?” was mijn vraag. Nee, er waren geen klachten. Mijn volgende vraag was: “Zijn de resultaten van de winkel niet goed?” Ook dat was niet het geval, deze lagen zelfs boven het gemiddelde. “Nou, waarom moet ik dan instrumentenmaker worden?” Hun antwoord was: “Je bent nu doof en je kunt de toeristen, vooral de Duitse klanten, niet meer verstaan!” Nou, zei ik, dan ga ik toch Duits leren liplezen. “Denkt u dat dat kan?” “Ja, dat denk ik zeker. Ik ga met mijn logopedist praten of ik direct kan starten.” Hierop had men geen antwoord meer en kon ik terug naar mijn winkels.

Daar ben ik 30 jaar gebleven en naar alle tevredenheid van de directie. Toch ging het niet altijd zonder slag of stoot. Ten eerste : er kwamen gemiddeld 5 a 6000 klanten in de winkel per week. 50 procent daarvan hielp ik zelf. Uiteraard moest ik dan wel vaak zeggen: “ik ben doof en moet liplezen.” In 95% van de gevallen gaf het dan geen probleem meer. Een enkele keer kreeg ik wel eens de opmerking : ‘o ben je doof, wat doe je hier dan!’ Ten tweede : het bedrijf ging in 1985 failliet (z.g.n. sterfhuis-constructie) en de volgende dag begon een nieuw bedrijf. Meerdere collega’s mochten niet meer terugkomen, maar ik kon gewoon weer aan de slag.

In 1986 wilde ik in de Ondernemingsraad. Via de Unie werd ik kandidaat gesteld en ik werd verkozen. Dit heb ik naast mijn filiaalmanager-baan 16 jaar lang gedaan. Natuurlijk was ik inmiddels op de hoogte van allerlei hulpmiddelen en tolken. Vooral bij vergaderingen van de Ondernemingsraad had ik altijd een tolk bij me.

In de dertig jaar dat ik filiaalmanager was, is er veel veranderd. Toen ik begon in 1971 waren er 520 filialen, bij mijn afscheid waren er nog 125 filialen over. Door alle reorganisaties heen wist ik goed te overleven. Na 30 jaar wilde ik wel eens wat anders en ben gaan studeren aan de HES in Amsterdam. De laatste twee jaar was ik management assistent en was vooral belast met het overzetten van de filialen naar franchise winkels. Zelf wilde ik geen franchiser meer worden en heb ik met een nette handdruk afscheid genomen van het bedrijf.

Na drie maanden vond ik een nieuwe baan bij een ander winkelbedrijf, als goederen- en fraude controleur. Het ging om een éénjarig contract, helaas werd dat niet verlengd. Daarom ben ik sinds ruim twee jaar werkzoekende. Maar heb intussen wel een leuk project gedaan. Namelijk het organiseren van een sportdag voor 850 personeelsleden van de Rivierduinen. Men heeft mij zelfs al gevraagd om het volgend jaar weer te doen! Mocht u mij in willen huren voor een evenement, dan weet u mij te vinden.