Het volgende artikel over Wajong is door Roos Wattel geschreven:

Van september 2007 tot en met januari 2008 heb ik vanuit mijn opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming een minor gevolgd, ik heb daar toen onderzoek gedaan naar arbeidsparticipatie (werken) en Wajong (arbeidsongeschiktheidsuitkering jonggehandicapten) bij dove jongeren. En dan met name hoog opgeleide dove jongeren.

Ik zag vaak om mij heen dat als er iemand achttien werd, dat er meteen werd gevraagd of die al een Wajong uitkering had aangevraagd. Ik vroeg me steeds vaker af waarom er zoveel dove jongeren zijn met een Wajong uitkering, en of er ook dove jongeren zijn die werken, en hoe ze er eigenlijk over denken. Is het voor een dove écht moeilijk om werk te vinden, en hoe komt dat eigenlijk? Wat zijn eigenlijk de gevolgen van zo’n uitkering, of het werken, voor je eigen persoonlijke ontwikkeling maar ook voor de ontwikkeling van de hele dovengemeenschap?

De laatste jaren groeit er een ‘deaf power’ mentaliteit binnen de dovenwereld. Het jezelf niet gehandicapt willen voelen, en volwaardig willen worden behandeld. Ik sluit mij hierbij aan. Ik zie de doofheid immers, net als de meeste doven in Nederland, niet alleen maar als een beperking, maar als een culturele minderheid,. Dan klopt er dus iets niet, vond ik. Dove jongeren voelen zich lid van een culturele minderheid, en absolúút niet gehandicapt! Tegelijkertijd vinden ze het geen probleem om arbeidsgehandicapt genoemd te worden om een Wajong uitkering te krijgen. Beseffen zij wel wat de gevolgen zijn van Wajong voor hen zelf, maar ook voor de hele dovengemeenschap?

Voor mijn onderzoek heb ik literatuur bestudeerd, krantenartikelen over Wajong verzameld, de PAW werk conferentie ‘Samenwerken aan gelijke kansen’ bezocht, en verschillende dove jongeren geïnterviewd. Op de PAW conferentie vielen mij een aantal dingen op:

  1. Er is veel onbekendheid bij werkgevers, ze hebben geen kennis van de dovencultuur en weten niet welke voorzieningen en mogelijkheden er zijn
  2. Dove jongeren hebben werkervaring nodig, om aan de slag te kunnen. Hiervoor is er doorzettingsvermogen nodig, en goede gepaste scholing
  3. Er zijn veel dingen niet duidelijk bij het UWV (ze denken bijvoorbeeld dat hoog opgeleide jongeren geen Wajong ontvangen, terwijl dit in de praktijk wel gebeurt)

Uit de interviews met verschillende dove jongeren kwam naar voren dat veel dove jongeren vaak wél een bijbaantje hebben (gehad). Echter beviel het ze vaak niet goed, omdat ze gedemotiveerd werden, doordat ze het gevoel hadden onder hun niveau te moeten werken door hun doofheid. Ook zijn vaak de reacties op hun pogingen om een leuk (bij)baantje te vinden negatief, waardoor ze ontmoedigden. Toch geven alle dove jongeren aan dat ze werk belangrijk vinden voor de dovengemeenschap, omdat ze denken dat de dovengemeenschap zich dan sneller kan ontwikkelen. Wel hebben de meesten wel een Wajong uitkering, dit hebben ze vooral als extra inkomstenbron naast hun studie. Ze geven aan hun tijd beter te willen investeren in hun studie en sociale contacten, dan die tijd te gebruiken voor een bijbaantje dat vaak toch frustrerend is. Als ze klaar zijn met hun studie, stoppen ze de Wajong uitkering wel. Hierdoor lijkt het alsof de Wajong meer een extra studiefinanciering is voor deze hoog opgeleide dove jongeren. Zou het dan niet beter zijn om voor deze groep de Wajong om te zetten in een soort extra studiefinanciering of lening vanuit de IB groep?

De paradox uit de interviews met dove jongeren is dat de meeste dove jongeren zeker van mening zijn dat het belangrijk is dat (andere) dove jongeren moeten werken, anders ontwikkelen ze zich niet. Tegelijkertijd hebben ze een reden om zelf wél Wajong te hebben. Op de vraag of ze denken dat werken in de horende wereld bij zou dragen aan de zichtbaarheid van doven in de maatschappij, antwoorden ze allemaal ‘ja’. Dat klopt in feite ook. Als we meer voorzieningen en rechten willen in de maatschappij, zullen wij ons meer zichtbaar moeten maken. Hoe zichtbaarder we zijn, hoe meer kennis en besef vanuit de horende maatschappij voor onze positie, en hoe beter wij ons kunnen ontwikkelen en hoe meer kansen we krijgen.

Wat ook opviel is, dat de meeste geïnterviewden negatieve ervaringen hebben met het UWV. Ze hebben het gevoel niet te worden gerespecteerd door het UWV, dat men bij het UWV neerkijken op dove jongeren. Of te weinig kennis en begrip hebben van hun situatie. Er is veel ongelijke behandeling, in Groningen krijgt men veel makkelijker een Wajong uitkering toegewezen dan in Amsterdam, bijvoorbeeld.

Op het moment is het UWV al bezig om zich op dat punt te verbeteren, met één beleid te komen. Vanuit Groningen is er soms het gevoel dat Wajong zelfs op een presenteerblaadje voor dove jongeren wordt geserveerd. Het wordt onder hun neus gedrukt. En als je zomaar een hele hoop geld aangeboden krijgt, zegt men niet gauw nee, zo blijkt dat in de praktijk. Maar het gevolg hiervan is wel dat je niet meer de impuls hebt om te gaan werken, want je hebt immers al genoeg geld. Door dit soort verhalen krijg ik de indruk dat de Wajong een soort afkoopregeling van de overheid is; ‘geef die dove jongeren maar wat geld, dan houden ze zich wel koest, en hebben wij niet zo veel gedoe en geregel’. Maar ik ben benieuwd hoe anderen hierover denken… Ik ben voorstander van gelijke behandeling vanuit het UWV in heel Nederland, zodat iedereen dezelfde kansen krijgt.

Het gaat volgens mij om het besef dat je door een persoonlijke keuze wel bij kan dragen aan een ontwikkeling op gemeenschapsniveau. Stel dat alle doven zouden werken, dan zouden er meer werkgevers zijn die ervaringen hebben met doven, en dat komt ook de volgende dove generaties ten goede. We zouden dan zichtbaarder zijn in de maatschappij, en zo zouden we onszelf de kansen bieden om ons te ontwikkelen. Persoonlijk merk ik dat er onder dove jongeren nog veel in wij/zij termen wordt nagedacht. ‘De horenden wereld is die andere, grote wereld die soms zo’n gedoe is’. Dat is ook zo, dat mogen we niet onderschatten, maar we zouden meer kunnen bereiken door deze wereld gewoon als één wereld te zien met heel veel verschillende soorten mensen, waaronder toevallig dove mensen, ieder met zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. We moeten kijken naar onze sterke kanten en deze gebruiken in de wereld. Het is toevallig zo dat wij zelf doof zijn, en dus zelf het beste weten wat onze sterke kanten zijn. De horenden kunnen dat niet uit hun duim zuigen, dus het is aan ons om toch de eerste stap te nemen, en dan gaat het balletje hopelijk vanzelf rollen.

Ik hoop dat dit onderwerp meer gaat leven in de dovengemeenschap, en men hierover gaat nadenken. Tot nu toe is dit nog niet echt openbaar besproken in de dovenwereld. Ik ben door dit onderzoek veel dingen te weten komen, er zijn voor en tegen argumenten, maar ik heb wel mijn mening kunnen ontwikkelen. Mijn mening is dat wij ons zoveel mogelijk zichtbaar moeten maken in de maatschappij, als wij ons willen ontwikkelen. Je kunt je eigen verantwoordelijkheid nemen voor ontwikkelingen op gemeenschapsniveau. Ik ben benieuwd hoe andere mensen over dit onderwerp denken, houdt Wajong de emancipatie van doven tegen? Is Wajong een nuttige compensatie voor alle ongemakken van het doof zijn? Laat de discussie maar beginnen.