Een slechthorende man over zijn afgeronde Master Dovenstudies en werk:

Mijn naam is Arnold de Vries en in september 2011 heb ik mijn Master Dovenstudies aan de HU / IGTD afgerond. Officieel heb ik hier de titel Ma Ed verworven. De aanleiding was het feit dat ik op met moment van schrijven werkzaam was bij Werkpad als trajectbegeleider /re-intergratie coach /jobcoach. Ik heb hiervoor gekozen omdat ik voorheen bij KPN heb gewerkt en er vanuit ging dat ik als slechthorende man met gebarentaalvaardigheden in de behoefte van de klanten kon voorzien. Deze functie heb ik uitgeoefend van 2008 tot juni 2010 en is toe helaas komen te vervallen voor mij. Dit houdt in dat ik momenteel niet werk.

Een samenvatting van Arnold’s scriptie met zijn onderzoek:

In het kader van het afsluiten van mijn Masteropleiding Dovenstudies heb ik een onderzoek uitgevoerd naar waar dove jongeren hun opleiding volgen en de manier waarop werk en opleiding op elkaar aansluiten. Het idee voor het onderzoek kwam voort uit de ervaringen die ik heb opgedaan tijdens mijn werk als re‐integratieconsulent en jobcoach bij een gespecialiseerd re‐integratie bedrijf voor mensen met een auditieve beperking.

Mijn ervaring is dat er dove leerlingen worden opgeleid voor de administratieve sector, terwijl in 2011 veel bedrijven werken met administratiesoftwarepakketten, die niet op de scholen bekend zijn of waar niet in onderwezen wordt. De onderzoeksvraag die uit dit praktijkprobleem voortvloeit is: is er een effectieve aanpak te formuleren voor een betere aansluiting tussen de vraag vanuit de arbeidsmarkt en het aanbod vanuit de school om samen tot de meest optimale route te komen voor het vinden van betaalde banen op de niveaus 1 en 2?

In een theoretische verkenning en in een eigen praktijkonderzoek heb ik gepoogd bij de onderzoeksvraag behorende subvragen te beantwoorden. Bij de literatuurstudie heb ik gebruikt gemaakt van verschillende publicaties die de afgelopen 47 jaar zijn verschenen. Op basis hiervan kon ik een beeld krijgen van de ontwikkeling door de tijd heen op het gebied van de beroepen. Uit de literatuurstudie is niet vast komen te staan dat er beroepen zijn die vaker door doven worden uitgevoerd. Wel is er een verschuiving van beroepen zichtbaar. Daar waar in 1963 nog nadrukkelijk over ambachtelijke beroepen geschreven werd, zien we in 2011 dat dove mensen nu ook werkzaam kunnen zijn in functies o.a. van psycholoog, docent Nederlandse Gebarentaal.

Voor het beantwoorden van mijn onderzoeksvragen in de praktijksituatie heb ik een enquête via internet onder 22 dove respondenten afgenomen, gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van scholen, het bedrijfsleven benaderd, gegevens opgevraagd bij overheidsinstellingen en contact gezocht met de belangenorganisatie van de scholen en de oudervereniging.

Uit de resultaten van het praktijkonderzoek valt af te leiden dat de scholen en de brancheorganisaties niet met elkaar in contact zijn om de vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. In mijn aanbevelingen beargumenteer ik dat het een goede zaak zou zijn als de scholen en de branche organisatie in regionaal verband een overleg opstarten. In deze bijeenkomsten zouden beide partijen op basis van overheidsgegevens kunnen zien in welke branche en sectoren er krapte op de arbeidsmarkt ontstaat. Deze krapte biedt kansen en mogelijkheden voor de dove jongeren op een baan.

Naast dit overleg en afstemming tussen de eerder genoemde partijen, zou het opzetten van een leerling volgsysteem vanuit de scholen een volgende stap moeten zijn, dan wel waar al wel een systeem aanwezig is, dit systeem aan te vullen. Op die wijze zou het onderwijs meer informatie uit het werkveld binnen de organisatie kunnen halen en op basis hiervan hun onderwijsprogramma’s kunnen afstemmen. Een bijkomend winstpunt is dat er indirect een bestand wordt gemaakt met een overzicht van de beroepen waarin de (oud) leerlingen terecht komen en waar er verschuivingen plaatsvinden.

Tegelijkertijd kan het bedrijfsleven kennismaken met deze groep potentiële 6 werknemers en inzicht krijgen in hun mogelijkheden. Ook het bekend zijn met de doelgroep en de beperking én de wijze hoe hiermee om te gaan kan de drempel verlagen en beide werelden toegankelijk maken.