”Word je vaak aangesproken over jouw doofheid en niets anders dan jouw doofheid, terwijl je liever gewoon als ‘mens’ wordt aangesproken? Heb je dan niet soms de behoefte om aandacht te vragen voor die andere aspecten van ‘mens zijn’?”

Over die vraag van team Digitaal Toegankelijk moest ik even goed nadenken. Maar in dit blog vind je het antwoord. Ik heb hierin beschreven hoe ik volgens mij in de maatschappij en in mijn omgeving (familie en vrienden) gezien word; en hoe ik mijn doofheid en wie ik ben ervaar.

Meer Engels dan doof

Laat ik beginnen met hoe ik mezelf zie. Voor mij is het woord ‘handicap’ wel een groot woord voor mijn doofheid. Ik zie mijn doofheid niet als mijn beperking, of handicap, of hoe je het ook noemt. Ik ben niet mijn ‘auditieve’ beperking, maar mijn doofheid is een onderdeel van mij. Alhoewel communicatie in de maatschappij natuurlijk wel een enorme uitdaging is.

Je kunt je beperking heel groot of heel klein zien, maar hoe wil je dat mensen jou zien? Hoe groot jij je beperking zelf maakt, heeft invloed op hoe anderen jou zien. Ik ben gewoon Claire, die graag praat, die van de gezelligheid houdt, die van de uitdagingen houdt en die graag onderneemt. Ik ben opgevoed door Engelse ouders en heb een Engelse achtergrond, waar ik trots op ben. Ik voel me eerder Engels dan doof.

Ik zeg het niet meteen

Naast wie ik ben, heb ik in mijn 3e levensjaar een handicap gekregen: ik ben doof geworden. Toen heb ik voor een groot deel mijn doofheid geaccepteerd als onderdeel van mijn identiteit. Ik leef immers al mijn hele leven in een stille wereld en dat hoort bij mij. Ik ervaar het absoluut niet als beperking, ook al moet ik keihard werken om informatie in te winnen en te zorgen voor goede communicatie in de maatschappij.

Bij een kennismaking zeg ik altijd eerst mijn naam. Ik hoef niet per se mijn doofheid kenbaar maken wanneer het niet nodig is. Anders zeg ik gewoon dat ik doof ben en dat ik kan communiceren door liplezen en door zelf te spreken.

Hoe moet ik communiceren?

Hoe anderen mij zien, hangt af van de situatie. Als ik de eerste dove persoon ben die mensen ontmoeten en ze weten niet hoe ze moeten communiceren, dan zien ze eerst mijn doofheid. Daarmee is het al meteen een beperking in het denken en vragen ze zich af: ‘Hoe moet ik met jou als dove communiceren? Je hoort mij toch niet, dus heeft het zin als ik blijf praten?’

Dat maakte ik al eens op straat of in de winkel mee, maar ook in gesprekken met leraren bij mijn laboratoriumopleiding. Soms kiezen mensen de makkelijkste weg door te zeggen: ‘laat maar’ of ‘je zal het toch niet begrijpen’ en lopen weg zonder mij een kans te geven. Dat is hun vluchtgedrag en reactie op mijn doofheid. Ze zijn eigenlijk bang voor communicatie met een dove persoon. Op deze manier word ik bestempeld als een dove met een ‘beperking in communicatie’. Terwijl het eigenlijk hun beperking is.

Op de werkvloer

Door mijn doofheid zien werkgevers vooral uitdagingen om mij in dienst te nemen vanwege verwachte communicatieproblemen op de werkvloer. Daarom ben ik ook ondernemer geworden. Op die manier kan ik gelijkwaardig meedraaien én kan ik me inzetten voor de arbeidskansen van andere doven en slechthorenden.

Maar ik wil vooral werkgevers inspireren met mijn ervaringen en kennis. Ze vergeten dat dove mensen ook beschikken over speciale talenten voor diverse beroepen, zoals timmerman, bakker, ICT’ers, mondhygiënisten, laboranten, en nog veel meer. Hun doofheid beperkt hun werkzaamheden en talenten niet.

Gênante sollicitatiegesprekken

Twee keer heb ik echts iets vervelend meegemaakt bij een sollicitatiegesprek. Bij het ene gesprek begonnen ze continu over mijn doofheid. Ik kreeg constant de vraag of ik wel kon telefoneren op het laboratorium, terwijl ik naar de werkfunctie van medisch laborant had gesolliciteerd. Het ging meer over mijn doofheid en telefoongesprekken dan om mijn ervaringen als laborant. Dat ervaarde ik als echt vervelend en sneu.

Bij het andere gesprek had ik een tolk NGT (Nederlandse Gebarentaal) meegenomen. De gesprekspartners van het bedrijf keken alleen maar naar de tolk NGT en stelden ook vragen aan haar, alsof ik een kind was dat niet zelf kon spreken. Dat was echt vernederend. De tolk NGT gaf ook het aan: “U kunt beter naar mevrouw kijken en de vragen aan haar stellen. Zij is in staat om uw vragen te beantwoorden. Ik ben de tolk en ik vertaal alleen het gesprek”. Voor beide functies ben ik afgewezen. Gelukkig, want ik zou niet als persoon worden gezien.

Steeds zichtbaarder

Mensen zijn soms onwetend en onervaren. Daardoor handelen ze op een verkeerde manier, die als kwetsend of idioot ervaren kan worden voor dove mensen. Maar dat zijn uitzonderingen. Ik ervaar vaker dat mensen nieuwsgierig zijn en zich durven open te stellen door te vragen hoe ze met mij kunnen communiceren. Op deze manier tonen ze respect en word ik ‘normaal’ behandeld.

En gelukkig zie ik tegenwoordig in het algemeen veel minder onbegrip dan in mijn jeugd. De maatschappij wordt zich meer bewust van de omgang met mensen met verschillende beperkingen. Bovendien worden dove mensen ook zichtbaarder, ook door de inzet van gebarentolken op televisie en in de maatschappij.

Ik ben ervan overtuigd dat je jouw beperking niet groter moet maken dan die is. Daardoor zullen mensen je eerder normaal behandelen. Soms moet je om herhaling vragen of is de inzet van een tolk NGT nodig, maar zo is nu eenmaal mijn leven met communicatie-uitdagingen en het winnen van obstakels.

Wil je meer weten over hoe ik ermee om ga met mijn auditieve beperking , dan kan je dat terugvinden in mijn eerdere blog hierover.

Deze blog is online gezet op de website van Digitaal Toegankelijk.