Ik vind dat iedereen reden heeft om trots te zijn op zijn of haar identiteit, groep of gemeenschap. Doordat sommige mensen vanwege hun achtergrond zoals lhbti, beperking of geloof echter niet geaccepteerd of begrepen worden, is trots bij hen soms ver te zoeken. Wie echter maatschappelijke hordes weet te overwinnen, mag zich daar best vaker trots over uitlaten.

Gelijke rechten voor lhbti+’ers

Vrijwel iedereen in Nederland kent de jaarlijkse Pride in Amsterdam. Voor wie het niet kent: hiermee laten lhbti-plussers feestelijk zien dat ze er mogen zijn en vieren ze dat zij grotendeels dezelfde rechten hebben als heteroseksuele mensen. Ook heeft de Pride een protest-kant, voor de zaken die nog niet op orde zijn, in Nederland en in het buitenland.

Dove lhbti-plussers ervaren zelfs een dubbele uitdaging. Om daar aandacht voor te vragen, hebben zij een organisatie opgericht met de naam ‘Roze Gebaar’. Deze werkgroep is onderdeel van het COC, belangenvereniging voor lhbti-plussers, en richt zich op de belangen van de dove lhbti+-groep.

Voor zover ik weet, zijn dove lhbti+’ers daar heel trots op. Ze worden dankzij Roze Gebaar zichtbaarder en beter begrepen in de dovengemeenschap. En evenementen als de Pride in Amsterdam zijn door Roze Gebaar toegankelijker, dankzij extra inzet van gebaren- en muziektolken. Echt iets om trots op te zijn!

Trots op mijn familie

Ook al hoor ik dan niet bij de lhbti-groep, ik ben ook trots. Onder andere op mijn familie.

Al sinds mijn hersenvliesontsteking waardoor ik (tijdelijk) half verlamd raakte en (permanent) doof werd, werden mijn ouders gewaarschuwd over mijn toekomstbeeld. Ik zou nooit meer kunnen lopen, spreken of normaal leven. Geen normale plek in de maatschappij, net als sommige lhbti’ers, in conservatieve gemeenschappen.

Ik zou de rest van mijn leven in een rolstoel leven en afhankelijk zijn van verzorgers. Maar mijn vader heeft dat nooit willen geloven en beloofde de dokters en mij een ander toekomstbeeld.

Zo zijn mijn ouders begonnen met onderzoek naar doofheid, gebarentaal en fysiotherapie. Alles om mij te kunnen helpen leren lopen, bewegen, sporten, praten en erbij te horen. Mijn moeder verzorgde fysiotherapie en diende als tolk wanneer het nodig was. Mijn vader richtte zich op logopedie en taaloefeningen in twee talen: Nederlands en Engels. Zo leerde ik behalve op de dovenschool ook thuis spreken en liplezen, in Nederlands en Engels.

Mijn vader en mijn grootouders hebben mij er vaak aan herinnerd hoe belangrijk het is om in mezelf te geloven en dat ik kon worden wie ik wilde zijn. Dat heeft mij enorm gestimuleerd om mijn doelen en dromen te behalen.

Hard werken loont

Jarenlange fysiotherapie en sporten zoals tennis en fietsen, hebben mij geholpen om mijn spieren sterk te krijgen en zo ben ik met hard werken en geluk over mijn halve verlamming heen gekomen.

Ik heb hard gewerkt. Extra hard, om mijn doelen te bereiken. En daar ben ik trots op. Ik ben trots dat ik – ondanks alles – mijn laboratoriumdiploma heb behaald en dat ik sindsdien heb kunnen werken als laborant, als begeleider voor doofblinden en als ondernemer. Ook vind ik het geweldig om een moeder te zijn van een lieve en slimme zoon Florian.

Doof met hoofdletter ‘D’

Dat toekomstbeeld, dat door de artsen werd geschetst, dat was totaal verkeerd. Inmiddels is juist het tegenovergestelde het geval: ik kan lopen, sporten, autorijden, spreken en liplezen, werken en leren. Met vallen en opstaan huppel ik zelfs door het leven.

Sommige dove mensen willen niet geassocieerd worden met hun doofheid maar worden aangesproken op hun persoonlijkheid en eigen identiteit als een persoon. Dat is hun recht en hun keuze. Maar ik vind dat iedereen juist ook trots mag zijn op wat die heeft bereikt. Het gaat mij niet om hun doofheid of slechthorendheid, maar dat ze vaak net iets harder hebben gewerkt voor het deelnemen in de horende maatschappij.

Binnen de dovengemeenschap is er een gezamenlijke trots voor de dove identiteit. Sommigen noemen zichzelf ‘Doof’, met een hoofdletter ‘D’. Misschien een inspiratie voor het logo van de eerste ‘Deaf pride?’